Voor een bejaarde mannelijke patiënt wordt via de SEH erytrocytenconcentraat aangevraagd. Hij heeft klachten van kortademigheid en er zijn verschijnselen passend bij decompensatio cordis. Bij opname blijkt het CRP verhoogd, maar er is geen duidelijk infectieus focus. Patiënt is bekend met silicose (stoflongen) en longfibrose, tevens heeft hij een cardiaal belaste voorgeschiedenis. Wanneer zijn Hb daalt tot onder 6 mmol/L ontstaan vaak cardiale klachten. Bij opname is een Hb van 5.6 mmol/L bepaald.

De transfusie wordt om ongeveer 22:00 uur gestart en er is toediening van 40 mg furosemide na elk EC voorgeschreven. Wanneer er een geringe hoeveelheid bloed is ingelopen, ongeveer 10 minuten na aanvang, verergeren de dyspnoe klachten van patiënt. De X-thorax laat een beeld passend bij decompensatio cordis zien. In vergelijk met een eerdere X-thorax (11 dgn tevoren) is er toename van de decompensatie. De transfusie wordt gestaakt.

Er wordt gestart met antibiotica omdat patiënt een pneumonie blijkt te hebben en de furosemide die patiënt ook thuis al gebruikte wordt opgehoogd van 1x 40 mg naar 2x daags 80 mg. Twee dagen later kunnen 2 EC’s zonder problemen worden toegediend, waarbij na toediening van de EC’s ook nog extra furosemide is gegeven.

De reactie is beoordeeld als volume overbelasting, graad 1, met imputabiliteit mogelijk.

Deze casus illustreert het dilemma bij een patiënt die transfusie behoeftig is, maar tevens een verhoogd risico loopt op volume overbelasting door transfusie. In dit geval is geoordeeld dat uitstel van transfusie een groter risico voor patiënt opleverde dan het starten van transfusie. De transfusie moest echter na ongeveer 25 ml worden afgebroken. Het verloop van de casus maakt aannemelijk dat een beleid met toediening van furosemide voor aanvang van transfusie, een lagere inloopsnelheid of uitstel van transfusie geschikte opties voor deze patiënt waren. Wellicht had daarmee voorkomen kunnen worden dat het 1e EC voortijdig moest worden gestaakt.