november 2008

Voor patiënt X, een 75-jarige man die een coloscopie zal ondergaan, wordt voorafgaand aan het onderzoek een Hb van 5,7 mmol/l bepaald. Hierop worden door de internist 2 eenheden erytrocyten besteld.

Dhr. X is bij het bloedtransfusielaboratorium bekend met een irregulaire antistof (anti-K). Voordat er bloed voor patiënt X uitgegeven kan worden moet dus eerst compatibiliteitsonderzoek (o.a. volledige kruisproef) uitgevoerd worden. Dit neemt enige tijd in beslag.

De coloscopie bij patiënt X is inmiddels beëindigd. Op de uitslaapkamer wordt opnieuw bloed afgenomen en het hieruit bepaalde Hb blijkt 8,2 mmol/l te zijn. Er heeft nog geen transfusie plaatsgevonden en de bestelde eenheden erytrocyten worden afbesteld.

Als oorzaak voor het lage Hb wordt foutieve bloedafname waarschijnlijk geacht. Bloed dat wordt afgenomen uit dezelfde arm als waarin de patiënt een infuus heeft, is verdund door de infuusvloeistof en levert hierdoor onbetrouwbare uitslagen op. De kans dat een verkeerde patiënt zou zijn geprikt of dat er een verwisseling van het bloedmonster heeft plaatsgevonden wordt klein geacht, aangezien uit hetzelfde bloedmonster bij screening wel de anti-K is aangetoond.

Dhr. X is een oudere patiënt, hij is ook onder behandeling wegens angina pectoris. Wanneer deze patiënt 2 eenheden erytrocyten toegediend had gekregen bestond een reëel gevaar voor overvulling en hierdoor uitlokken of verergeren van zijn cardiale klachten. Hieruit blijkt opnieuw het belang van een correcte bloedafname, niet alleen voor bloedgroepbepaling maar ook voor een juiste indicatiestelling.