januari 2015

Voor een hoogbejaarde vrouw wordt bij een Hb van 5,1 mmol/L wegens ijzergebreksanemie transfusie met 2 erytrocytenconcentraten aangevraagd. Zij heeft bloedgroep B pos, de screening op irregulaire antistoffen heeft geen bijzonderheden opgeleverd. Zonder problemen worden 2 B pos EC’s toegediend en mevrouw gaat vervolgens weer naar huis.

Twee weken later heeft mevrouw geen eetlust meer, zij voelt zich misselijk en ze is suf, slaperig. Haar urine ziet rood en er is gegeneraliseerde icterus. De volgende dag wordt mevrouw op de SEH (spoed eisende hulp) onderzocht en hierbij blijkt haar Hb 5,7 mmol/L en er worden afwijkende hemolyse parameters geconstateerd: LDH 1052; bili totaal 86; bili direct 9; hapto < 0,08. Mevrouw wordt opgenomen op een verpleegafdeling van het ziekenhuis.

Bij bloedgroep serologisch onderzoek is de DAT negatief, er worden deze keer wel antistoffen aangetoond: anti-c; anti-E en anti-S. De EC’s die mevrouw toegediend heeft gekregen waren beide positief voor antigeen c; één van de EC’s was positief voor antigeen E en de EC’s waren niet getypeerd voor antigeen S. Er wordt een eluaat gemaakt, dit is negatief. De fenotypering van mevrouw wordt uitgevoerd op DNA niveau en is CCee.

Mevrouw krijgt via een infuus extra vocht toegediend en zij voelt zich snel beter. De hemolyse verschijnselen nemen af en enkele dagen later kan zij volledig hersteld het ziekenhuis weer verlaten. Haar Hb is stabiel gebleven rond 5,6 mmol/L; LDH is gedaald naar 364; bili totaal 22; bili direct 8. Bij navraag blijkt dat er ongeveer 40 jaar geleden na een transfusie bij een operatie ook een periode van passagère icterus is geweest.

Hoe is dit ziektebeeld beoordeeld en hoe is de reactie geregistreerd bij TRIP?

De diagnose vertraagde hemolytische transfusie reactie is gesteld. De reactie is ingediend en geaccepteerd door TRIP in deze meldcategorie met ernstgraad 2 wegens de noodzaak tot klinische opname en met imputabiliteit zeker. Tevens werd nevencategorie nieuwe antistofvorming geregistreerd.

Hoe kan het dat het eluaat negatief is?

Alleen als er antistoffen gebonden zijn aan de bijbehorende antigenen van de erytrocyten zullen deze door elutie vrij gemaakt worden en wordt het eluaat positief voor de betreffende antistoffen. Wanneer alle donorerytrocyten met antigeen c of antigenen c en E (en eventueel ook antigeen S) zijn gehemolyseerd dan zijn er geen erytrocyten meer waar nog antistoffen aan gebonden kunnen zitten. In het eluaat zullen dan geen antistoffen worden aangetoond.

Overweging

Voor zover bekend waren de gevonden antistoffen niet eerder aangetoond bij deze patiënte. Zij is zwanger geweest in het verleden en zij heeft eerdere transfusie(s) en misschien ook een eerdere transfusiereactie in haar voorgeschiedenis. De antistoffen kunnen dus al aanwezig zijn geweest en onder de detectiegrens bij de 1e screening in deze transfusie episode, maar ze kunnen ook na deze transfusie episode nieuw gevormd zijn. Het valt niet met zekerheid te achterhalen of de icterus in het verleden op een hemolytische transfusiereactie berustte.

In de toekomst zal registratie van antistoffen in het TRIX register en vastleggen van transfusiereacties in de TRIP database hierbij meer inzicht kunnen geven. Wanneer er sprake is van kans op boostering dan zal de reactie wellicht worden voorkomen omdat door registratie in TRIX met eerder aangetoonde antistoffen rekening kan worden gehouden.