augustus 2012

Toeters en bellen

Wanneer men bloedproducten gaat bestellen bij de bloedbank heeft men de keuze uit drie verschillende soorten bestelritten:

    1. Voorraadbestelling
    2. Spoed- of weekend bestelling
    3. Bestelling Levensbedreigende situatie: A1-rit

De Voorraadbestelling is een reguliere bestelling en deze gebruik je om dagelijks (maandag t/m vrijdag) de voorraad van je bloedproducten op peil te houden. In het weekend  kun je de voorraad natuurlijk gewoon op peil houden door voor, optie 2 Spoed- of weekend bestelling  te kiezen. Ook wanneer het gaat om een onverwachte maar géén levensbedreigende situatie kies je voor een Spoed- of weekend bestelling. Bij een levensbedreigende situatie hebben we de mogelijkheid om een A1-rit te bestellen. De bloedproducten worden, met een chauffeur (zwaailicht en sirene) naar het ziekenhuis gebracht. Deze situatie van vervoeren brengt de nodige risico’s met zich mee. Een onnodige/overbodige bestelling is daarom niet geoorloofd en men mag alleen van een A1-rit gebruik maken indien er sprake is van een levensbedreigende situatie!

Hieronder is een situatie beschreven waarin door een communicatiefout een overbodige A1-rit werd besteld. Daaruit blijkt wel weer dat goed communiceren en goed op de hoogte zijn van verschillende soorten bloedbank bestelritten ziekenhuisbreed een pre is waardoor je deze situaties kunt vóórkomen!

Om 12:00 uur wordt er naar het Transfusielaboratorium gebeld om 1 trombocytenconcentraat te bestellen voor patiënt X. Patiënt X heeft namelijk trombocytenaantal van 33×109/l. De analist neemt contact op met de bloedbank en zij kunnen het trombocytenconcentraat rond 13:45 uur leveren met een spoedrit. De analist geeft aan, dit nog even met de afdeling te willen overleggen.. Dan volgen op korte tijd een aantal telefoontjes:

  • De analist belt de OK, om dit te overleggen.
  • De OK assistente geeft aan dit met de arts te willen overleggen en belt deze.
  • De arts geeft aan de OK assistente door dat 13:45u veel te laat is en wilt zo snel als het kan een trombocytenconcentraat hebben.
  • De analist vraagt of het om een spoedbestelling of A1-rit gaat en krijgt de opdracht van de OK-assistente om een A1-rit te bestellen.
  • De analist bestelt een A1-rit voor het trombocytenconcentraat bij de bloedbank

Vijf minuten later belt de afdeling Shortstay/Dagbehandeling om voor dezelfde patiënt X preoperatief trombocyten te bestellen met de mededeling dat deze patiënt een OK heeft vanmiddag. Analist vindt dit erg vreemd en meldt dat net de OK heeft gebeld om met spoed 1x trombocytenconcentraat met A1-rit te laten komen, omdat patiënt X op de OK ligt?! Op dat moment werd de conclusie getrokken dat dit een gewone spoedrit had moeten zijn, want patiënt X lag gewoon nog op de afdeling en had preoperatief een trombocytenconcentraat nodig.

Wat ging er hier nu fout?

Het is altijd moeilijk om achteraf na te gaan wat er allemaal besproken is en afgespeeld heeft.

Dankzij de medewerking van alle betrokken medewerkers hebben wij (het meldende ziekenhuis) toch een eindconclusie van het voorval.

Patiënt X komt op de bloedafname poli om een bloedbeeld te prikken voor een electieve OK. Aangezien Patiënt X belast is met een myelodysplastisch syndroom is het erg belangrijk om het aantal trombocyten te weten voor OK. De behandelend arts en de anesthesist beslissen samen nadat het aantal trombocyten bekend is, dat Patiënt X voor de OK een trombocytenconcentraat nodig heeft en dat na de OK een 2e trombocytenconcentraat getransfundeerd moet worden.

Gezien de inlooptijd en de gang van zaken op de OK, is het belangrijk dat het trombocytenconcentraat zo snel mogelijk gegeven wordt om vertraging van het OK programma te voorkomen. De OK assistente geeft opdracht om trombocyten te bestellen, nadat zij het tijdstip van leveren hoort overlegt zij met de anesthesist of dit snel genoeg is. Wanneer deze aangeeft dat dit niet snel genoeg is wordt er een opdracht gegeven voor een A1-rit. Dit wordt onder de naam van de behandelend arts gedaan. Bij navraag aan de behandelend arts en anesthesist blijkt geen van beiden een A1-rit besteld/bedoeld te hebben. De verwarring is waarschijnlijk ontstaan in het tweede gesprek tussen assistente en analist. Hierin vraagt de analist of het om een spoedrit of om een A1-rit gaat. De assistent wilt snel het trombocytenconcentraat in huis hebben en  kiest voor een A1-rit. Aangezien de assistente niet duidelijk informatie geeft over de situatie van de patiënt en niet precies weet wat een A1-rit inhoudt is het voor de analist onduidelijk wat hier aan de hand is!

Conclusie

Goed communiceren is het belangrijkste wat er is; je moet elkaar begrijpen. Het is daarom heel belangrijk dat je dezelfde “taal” spreekt. Zijn er onduidelijkheden maak deze dan bespreekbaar. Heb je het bijvoorbeeld over een spoedsituatie of een levensbedreigende (“gaat de patiënt dood?”) situatie? Dit maakt in de praktijk nogal een verschil!