mei 2009
Een tachtigjarige man ondergaat een grote thoraxchirurgische ingreep, met onder andere klepvervanging en klepplastiek, gevolgd door een gecompliceerd postoperatief beloop. Wegens een laag Hb krijgt patiënt een aantal malen bloed toegediend. Gedurende ongeveer twee maanden wordt regelmatig screening op irregulaire antistoffen verricht. De screening wordt zes maal negatief bevonden, de zevende keer is er een positieve screening, er wordt anti-E aangetoond.
Van de toegediende erytrocyten blijken twee eenheden positief voor E-antigeen. Deze bevindingen kunnen gemeld worden als “nieuwe antistofvorming” met imputabiliteit “zeker”.
Om de melding compleet te maken worden biochemiewaarden van patiënt vervolgd en wordt teruggezocht hoe de uitslagen van LDH, bili en Hb voor constatering van de nieuwe antistof zijn geweest. Dit levert het volgende overzicht op:
Preoperatief | screening negatief |
Opname | screening negatief |
Dag 1 | OK, 5 E-negatieve erytrocyten toegediend |
Dag 2 | 4 E-negatieve erytrocyten toegediend |
Dag 3 | LDH 461, bili 52 |
Dag 4 | screening negatief |
Dag 5 | LDH 643, bili 66 (voor transfusie), 1 E-negatieve en 1 E-positieve erytrocyten toegediend |
Dag 7 | LDH 723, bili 64 |
Dag 9 | LDH 605, bili 66 |
Dag 12 | LDH 534, screening negatief, 2 E-negatieve erytrocyten toegediend |
Dag 16 | LDH 450 |
Dag 19 | screening negatief, 1 E-negatieve erytrocyten toegediend |
Dag 24 | screening negatief, 1 E-negatieve erytrocyten toegediend |
Dag 25 | 1 E-negatieve erytrocyten toegediend |
Dag 26 | LDH 475, bili 34 (voor transfusie), 1 E-negatieve en 1 E-positieve erytrocyten toegediend |
Dag 28 | LDH 820 |
Dag 33 | LDH 616, screening positief: anti-E, 2 E-negatieve erytrocyten toegediend |
Dag 40 | LDH 609 |
Dag 43 | LDH 502, 2 E-negatieve erytrocyten toegediend |
Dag 47 | LDH 1060 |
Dag 49 | hapto < 0,05 |
Dag 55 | 2 E-negatieve erytrocyten toegediend |
Dag 61 | patiënt wordt in redelijke conditie overgeplaatst naar een verpleeghuis |
Het Hb schommelt met transfusies rond de 6,0 mmol/l. Gedurende de ziekenhuisperiode worden in totaal 24 erytrocytenconcentraten toegediend.
Op grond van deze uitslagen wordt de melding ingediend als “nieuwe antistofvorming”, imputabiliteit “zeker”, de ernstgraad wordt als 1 beoordeeld in verband met de mogelijke nevencategorie “vertraagde hemolytische transfusiereactie”.
Door de verpleegafdeling, de behandelend arts of de patiënt werden geen verschijnselen, zoals donkere urine of icterus gemeld. De normocytaire anemie en hoge LDH / lage hapto waarden kunnen ook (mede) door klephemolyse ontstaan.
Niet altijd zal het mogelijk zijn om biochemiewaarden van een patiënt waarbij nieuwe antistofvorming wordt geconstateerd te vervolgen, maar in een casus als deze is het interessant om het verloop van deze waarden aan de melding toe te voegen.