TRIP ontvangt twee meldingen van transfusiereacties met temperatuurstijging en dyspnoe op twee opeenvolgende dagen bij patiënt A, een vrouw van 73 jaar, met een uitgebreide medische  voorgeschiedenis.

Transfusiereactie 1 wordt ingediend als overige reactie, ernstgraad 2, imputabiliteit onwaarschijnlijk en met nevencategorie post-transfusie bacteriëmie/sepsis.

Transfusiereactie 2 wordt ingediend in de meldcategorie volume overbelasting, ernstgraad 1, imputabiliteit mogelijk.

Vragen die naar aanleiding van deze meldingen gesteld worden door TRIP leveren onder andere op dat:

  • De bloedkweek van patiënt A na de 1e transfusiereactie voor het eerst positief werd bevonden voorStenotrophomonas maltophilia
  • De bloedkweek als relevant gegeven wordt beschouwd: patiënt werd beademd in de periode voorafgaand aan de reactie (ongeveer 2 weken eerder) en daarna was in sputum- en faeceskweken Stenotrophomonas maltophiliaaangetoond, een bloedkweek van 12 dagen eerder was negatief bevonden
  • Er geen X-thorax is gemaakt na de reacties
  • Er geen bevindingen van lichamelijk onderzoek en/of een goede reactie op ingestelde behandeling zijn vermeld die een onderbouwing leveren voor meldcategorie volume overbelasting

Hoe kunnen de reacties het best worden ingedeeld in de TRIP registratie?

Om een beter beeld te kunnen vormen van deze casus een korte samenvatting:

Patiënt A heeft een uitgebreide voorgeschiedenis waarin onder andere leverresectie (segment 2 en 3), papillotomie en stentplaatsing wegens colorectale levermetastase. Er volgt een maandenlange opname met het beeld van een geïnfecteerd biloom en diverse perioden met sepsis (o.a. E.coli), oesofagusstenose en coronairlijden. Op de 8e wordt er onder algehele anesthesie een gecombineerde chirurgische behandeling uitgevoerd: een dilatatie van de aortaklep, slokdarmdilatie, een controle TEE en een ERCP voor wisseling wall-stents in papil. Na de ingreep wordt zij van de 8e t/m de 11e beademd. Op de 11e is de bloedkweek negatief. Op de 12e wordt een positieve sputumkweek geconstateerd: Stenotrophomonas maltophilia en twee dagen later wordt ook in de faeceskweek Stenotrophomonas maltophilia aangetoond. De thoraxfoto van de 22e laat tekenen van enige decompensatio cordis zien.

Transfusiereactie 1

Op de 23e wordt bij een Hb van 5,2 mmol/L besloten tot transfusie van 1 EC. Start van de transfusie is circa 15:40 uur. Om 20:30 uur,  na volledig inlopen van het EC, krijgt patiënt A een KR, temperatuurstijging van 37.1 naar 38.3°C , tachycardie, dyspnoe en pijn in de rug. Er zijn tevens (door de meldende afdeling niet nader gespecificeerde) verschijnselen van shock waargenomen. Bloedgroepserologie voor en na reactie levert, behalve een voor en na transfusie positieve DAT, geen bijzonderheden op. De bloedkweek van patiënt wordt positief bevonden voor Stenotrophomonas maltophilia. De kweek van het bloedproduct blijft negatief. Het Hb is gestegen naar 5,7 mmol/L

Transfusiereactie 2

In de avond van de 24e wordt opnieuw 1 EC getransfundeerd. Ongeveer 4 uur na start van de transfusie, het EC is volledig toegediend, wordt temperatuurstijging van 37.2 naar 38.8°C en toename dyspnoe waargenomen. Herhaling van de serologie levert opnieuw een voor en na transfusie positieve DAT en verder geen bijzonderheden op. Het eluaat is negatief. De kweek van het bloedproduct is negatief en ook de bloedkweek van patiënt A blijft negatief. Er wordt geen X-thorax gemaakt. Het Hb na transfusie is 5,7 mmol/L, ruim een week later is het Hb 6,4 mmol/L zonder dat er verdere transfusie is gegeven. Een X-thorax van de 30e (dus 6 dagen na de reactie) laat een beeld van overvulling zien.

De 1e reactie, die oorspronkelijk werd ingediend als overige reactie, is na overleg met het meldende ziekenhuis geregistreerd als post-transfusie bacteriëmie/sepsis, ernstgraad 2, imputabiliteit onwaarschijnlijk.

Beoordeling op Transfusion Transmitted Bacterial Infection (TTBI) is in dit geval niet aan de orde want de kweek van het bloedproduct bleef negatief. De vraag of er een oorzakelijk verband kan zijn tussen het toedienen van erytrocyten en het opvlammen van een reeds aanwezige infectie kan nog niet worden beantwoord. De registratie en rapportage van de melding zou hierdoor kunnen worden beïnvloed voor wat betreft de imputabiliteit.

De 2e reactie, die werd ingediend als volume overbelasting, is uiteindelijk geregistreerd als overige reactie, ernstgraad 1, imputabiliteit mogelijk.

Hierbij kan de vraag gesteld worden of het uitblijven van Hb-stijging na de 2e transfusiereactie wijst op overvulling en of dit voldoende is om meldcategorie volume overbelasting te rechtvaardigen.