Melding van de Maand 2022 – 6: Nieuwe antistofvorming bij trombocyten: bijzondere bijzonderheid?

Vrouw, 23 jaar, krijgt trombocyten en meerdere eenheden erytrocyten. De vrouw heeft meerdere bloedtransfusies in de voorgeschiedenis en de indicatie is chronische anemie. Drie weken na transfusie blijkt dat de vrouw een anti-E heeft gevormd. Alle toegediende eenheden erytrocyten waren E negatief, conform de cEK preventieve matching bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd, van de eenheid trombocyten is de rhesusfenotypering onbekend.
Twee en vier weken later krijgt ze nog twee eenheden trombocyten. Na een maand blijkt opnieuw dat ze een antistof heeft gevormd, namelijk een anti-c.
Meldcategorie: Nieuwe antistofvorming

Een man van 70 jaar, krijgt één trombocyteneenheid toegediend. In de voorgeschiedenis van de patiënt is geen reden voor preventieve productselectie, indien er erytrocyten zouden moeten worden gegeven. Zesentachtig dagen na transfusie blijkt dat hij een anti-D heeft gevormd, vermoedelijk naar aanleiding van deze transfusie.
Meldcategorie: Niet voor TRIP rapportage

Sinds 2021 wordt nieuwe antistofvorming alleen aan TRIP gemeld wanneer er bijzonderheden waren. Hierboven worden twee casus vermeld, waarbij het waarschijnlijk is dat de trombocytentransfusie de oorzaak is van de vorming van de antistof.
Een trombocyteneenheid kan samengesteld dan wel van één donor zijn. Bij een samengestelde trombocyteneenheid bestaat deze uit trombocyten van vijf donoren samengevoegd met PAS-E/plasma. De vijf donoren hebben een identieke ABO bloedgroep. Een aferese trombocyteneenheid zijn trombocyten van één donor samengevoegd met PAS-E/plasma. Dit wordt meestal bereid voor patiënten, die refractair voor trombocytentransfusies zijn ten gevolge van antistoffen tegen HLA- en/of HPA-antigenen of voor neonaten onder de 3 maanden. Volgens de bloedwijzer van Sanquin mogen bij neonaten (onder de 3 maanden) in het plasma van de trombocyteneenheid geen klinisch relevante irregulaire erytrocytenantistoffen aantoonbaar zijn (in een verdunning van meer dan 1:32) en mag bij plasma-incompatibele transfusie geen anti-A of anti-B in aantoonbaar zijn (in een verdunning van meer dan 1:64).
In een trombocytenproduct zijn erytrocyten aanwezig. Bij volwassenen heeft het de voorkeur om ABO-identiek te transfunderen. Het Rhesus-antigeen komt niet voor op trombocyten, maar omdat er een minimale hoeveelheid erytrocyten aanwezig zijn in het trombocyten product, is er een kans dat een anti-Rh(D) wordt gevormd. Bij Rhesus D negatieve  vrouwen onder de 45 jaar wordt dan ook aangeraden om Rh(D) negatieve trombocyten te transfunderen (zie bloedwijzer).

TRIP ontvangt soms meldingen van vorming van klinisch relevante antistoffen tegen bloedcelantigenen na transfusie van trombocyten. Over de periode van 2016 t/m 2020 waren er 111 meldingen van uitsluitend nieuwe antistofvorming bij toediening van enkel trombocyten. In de meeste gevallen was er sprake van een anti-D (37x) en/of een anti-E (53X) die gevormd werd. In een sporadische casus werd vermeld dat het ging om een patiëntengroep, waarbij preventieve productieselectie gold. Er hoeft niet preventief gematcht te worden voor rhesus-antistoffen bij de patiëntengroep, waarbij er bij erytrocytentransfusie preventieve productieselectie geldt, omdat antistofvorming bij trombocytentransfusie zeldzaam is. Graag zouden wij bij TRIP de meldingen van antistofvorming ten gevolge van trombocytentransfusie bij de patiëntengroep, waarbij er bij erytrocytentransfusie preventieve productieselectie geldt, willen blijven ontvangen. Dit om ons de vraag te stellen: is het daadwerkelijk een bijzondere bijzonderheid. Alvast dank.